Onder moeders paraplu

Een verhaal/vertelling door Regina Flu
Bij het schilderij Herfst van Avantika van der Star

Ava ligt op de bank, nou ja, ze hangt meer dan dat zij ligt. Eén been over de rug van de bank, de andere langs de bank, armen omhoog. Ze lijkt wel een slappe handdoek. “Ik verveel me!”: roept zij. Haar moeder roept vanuit de keuken: ”Ik weet wel een paar klusjes voor je, misschien alvast je kamer opruimen en daarna weet ik nog wat voor je”. Ava zucht en komt als een slak van de bank. Haar schouders hangen naar voren, rug gebogen, armen die slingeren als een aap langs haar lijf, slof, slof, slof, het lijkt alsof zij een ijzeren bal meesleept.

 Op haar kamer kijkt ze rond en vraagt zich af wat ze moet opruimen, het is netjes, alles is precies zoals zij het wil. Misschien Lappie haar kat van het kleed halen, want die laat altijd veel haren achter, maar die ligt heerlijk opgekruld, dat is zielig. Tik, tik, tik, wat is dat, ze keert zich om en kijkt waar het geluid vandaan komt. De regen tikt tegen het raam, het zijn grote druppels die met kracht tegen het raam spatten. Of zou het hagel zijn, Ava loopt naar het raam, ojee wat een grote donkergrijze wolk komt eraan. De wolk hangt laag, daar zit vast heel veel regen in. De wolk komt steeds dichterbij en de regen die eruit valt lijkt wel een regengordijn. Ava roept: ”Ik heb een idee!” Lappie tilt haar kopje op, kijkt Ava even aan en maakt een rondje en gaat verder slapen.

 Ava rent naar beneden en vraagt mama of zij naar buiten mag. “Kind het is hondenweer, wat moet jij nu buiten doen, er is niemand buiten.”
“Nou, als het zo hard regent vallen er zeker een heleboel kastanjes uit de boom en dan ben ik de eerste om de mooiste kastanjes te rapen. Mag ik naar buiten mama, please, alsjeblieft?” Moeder schudt haar hoofd, zucht, soms snapt ze niets van Ava.
“Goed, je mag naar buiten, een half uur maar. Zorg ervoor dat je je laarzen en regenjas aandoet en… géén paraplu mee.”
“Waarom niet, dat is juist leuk, dan hoor ik de regendruppels op de paraplu, net als het liedje dat jij altijd zong voor mij.”
”Ava, géén paraplu, je vergeet het altijd ergens of het komt stuk terug.”
“Toe nou mama,” smeekt Ava en trekt een pruillip. Mama keert zich om en kijkt haar even aan: ”Je mag de paraplu meenemen, maar als het stuk gaat of als het kwijt raakt, krijg jij twee maanden geen zakgeld.”
“Oké, oké, afgesproken, je bent de liefste!” Ava rent de gang in, grist haar mooie gele regenjas van de kapstok, doet haar rode laarzen aan, jas dicht, capuchon op en paraplu mee. “Doei mam!”

 Ava doet de deur open, floep, haar capuchon schiet van haar hoofd. Oei, dat was een flinke windvlaag die naar binnen wilde, hihi. Ava loopt naar het park achter hun huis bij de Molenplas, zij steekt het fietspad over en gaat linksaf het pad op naar het parkeerterrein. Ze weet precies welke kastanjeboom zij moet hebben, zij rent zo hard zij kan. Vorig jaar had zij ook een tas vol. Ava vindt de kastanjes die nog half in de bolster zijn mooi, die glimmen en hebben geen krassen. Hijgend komt zij aan bij de boom, de kastanjes liggen overal op de grond onder de boom en zelfs verderop door de harde wind. Er liggen ook eikels en beukennootjes. Ava begint gelijk met rapen, wanneer haar handen vol zijn, schiet zij overeind, ze kijkt beteuterd. “Oh jee, ik heb geen tas mee” mompelt zij, “vergeten en de zakken zijn te klein voor zoveel kastanjes.” Ze kiest de mooiste uit, 1,2,3, vier kastanjes, dat gaat net in de zak en nu nog wat eikels, 1,2, drie. Ava legt de rest onder een hoopje bladeren onder een grote wortel van de boom. “Morgen kom ik jullie halen fluistert,” zij tegen de kastanjes, “als Wije jullie niet heeft gevonden.” Wije is haar buurjongen die soms heel vervelend kan zijn en het leuk vindt om Ava te plagen. Ava kijkt naar het hoopje, trekt haar schouders op en besluit om een stukje door het park te lopen, spelen met de wind en de bladeren.

 Woei, woei, woei huilt de wind, hij rukt aan de bladeren en de takken, hij duwt en trekt aan de jas en haren van Ava. Eerst laat zij de wind haar duwen in de rug, dan keert zij zich om en duwt tegen de wind, het puntje van haar tong hangt uit de hoek van haar mond. De capuchon glijdt van haar hoofd, de wind laat haar haren rechtop zwieren in de lucht. Woei, woei, woei, de wind gaat harder blazen en Ava bedenkt een ander spelletje, ze rent achter de bladeren aan. Eerst 1,2,3,4,5, zes gele bladeren, 1,2,3,4,5,6, zeven bruine bladeren, 1,2,3,4,5,6,7, acht rode bladeren, 1,2,3,4,5,6,7,8, 9 oranje bladeren en als laatste 1 2 3 4 5 6 7 8 9 tien grote groene kastanje bladeren. “Hé! Waar ben ik nu?!” Ava staat midden in het park op een open plek. “Woei waai wind ik ben moe van het spelen, ik ga naar huis.”

 Het wordt opeens donker en Ava hoort een geruis als een waterval en het komt dichterbij. De wind gaat ook harder waaien. Het geraas is de regen die nu precies boven Ava haar hoofd is, het pad is onder water. Ava neemt een aanloop en springt over de plas. Splash! Mis! Ava is in het midden van de plas, het water spat als een fontein omhoog. De regendruppels zijn nu wel heel erg groot. Ava doet de paraplu van mama open en begint het regenliedje dat mama altijd voor haar zong te neuriën, ze maakt een paar danspasjes erbij, draait in het rond, zwiert met de paraplu in het rond, omhoog en omlaag, een huppeltje hier en een huppeltje daar. Ava heeft plezier en doet haar eigen regendansje onder moeders paraplu. Ze spreidt haar armen open en begint uit volle borst te zingen:
“Onder moeders paraplu liep een heel lief meisje.
Gele jas en laarsjes aan, dapper door het park.
En de regen ging van tik, tak tik,
En de wind die blies van woei waai woei,
Onder moeders paraplu, onder moeders paraplu.”

Ava heeft haar eigen lied bedacht, zij geeft de paraplu nog een keer een zwaai en… “Oh nee, windje, windje, toch,” roept zij, maar het is al te laat. De paraplu klapt om, het is binnenste buiten. Ava probeert de paraplu weer om te klappen maar de wind is te sterk, het wordt alleen maar erger. Ava geeft het op.

Ava haalt haar schouders op en sleept de paraplu achter zich aan. Wanneer zij bij de grote kastanjeboom komt, herkent zij het hoopje bij de wortel van de boom waar zij de kastanjes had verstopt. Zij blijft even staan bij het hoopje. “Hé, hé, ik heb een idee!” roept Ava. Bij de boom klapt zij een deel van de paraplu om en gebruikt het als mandje voor haar verborgen schat. “Hihi,” giechelt Ava, “dat is een slim idee, heb ik toch nog als eerste de mooiste kastanjes.”

 Moe en tevreden komt zij thuis. Bij de deur schrikt Ava en denkt aan wat mama zal zeggen. Wanneer mama de deur opendoet en de kapotte paraplu ziet, schudt zij haar hoofd, zucht, maar glimlacht omdat zij het slimme idee van Ava geweldig vindt. “De paraplu is niet zoekgeraakt maar wel stuk. Hup naar boven, douchen en dan maak ik warme chocolademelk voor jou en maken wij een mooie Herfsttafel van jouw mooie kastanjes”: zegt mama.

Vorige
Vorige

Waar ben je?

Volgende
Volgende

Boekenwurm